Verhuizing van intellectueel eigendom
Ondernemingen bestaan niet alleen uit tastbare activa en passiva, maar ook uit immateriële activa (intellectueel eigendom), zoals merken, handelsnamen en patenten. Bij overdracht hiervan ontstaat een waarderingsvraagstuk.
Het is niet ongebruikelijk dat ondernemingen deze immateriële activa, ook wel IP (‘intellectual property’) onderbrengen in een afzonderlijke entiteit. De groepsmaatschappijen die gebruik maken van het IP betalen dan een vergoeding. Dergelijke constructies kunnen vrijwel altijd op een kritische benadering rekenen van de regelgevers (Belastingdienst). Dat geldt zeker als de IP-entiteit is gevestigd in een land met een lager winstbelastingtarief dan de betalende groepsmaatschappijen. Een onderneming moet steeds de zakelijkheid van dergelijke constructies kunnen aantonen.
Ondanks de reserves hebben deze IP-constructies merendeels een zakelijke grondslag. Het onderhouden van een centraal punt waar de inspanningen op het gebied van R&D, marketing et cetera worden verricht kan efficiënt en effectief zijn.
In het onderhavige geval heeft een multinationale handelsonderneming haar merkrechten ondergebracht in een in een Europees land gevestigde vennootschap. Deze was verantwoordelijk voor de overkoepelende internationale marketing, marktonderzoek en merkbescherming. De kosten hiervoor werden met een kleine winstopslag doorbelast aan de lokale groepsmaatschappijen. Deze profiteerden van de grotere slagkracht door bundeling van de inspanningen.
Na een overname door een derde partij werd besloten het IP onder te brengen in een ander Europees land. De reden voor deze internationale verhuizing was dat de wetgeving aldaar meer mogelijkheden bood om het IP onder te zetten als zekerheid voor uit te geven obligatieleningen.
Eindheffing
De belastingdienst in het land waar het IP was gevestigd wenste een verklaring inzake de waarde van het IP, met het oog op een ‘eindheffing’ voor verplaatsing. Tegelijkertijd wilde de belastingdienst van het ‘ontvangende land’ een verklaring omtrent de daar ingebrachte waarde. Op grond van de OECD Transfer Pricing Guidelines dient de transactie tegen zakelijke condities, ‘at arm’s length’, plaats te vinden.
Sman Business Value voerde recentelijk in opdracht van de moedermaatschappij een waardering uit van de IP-entiteit. Voor een dergelijk onderzoek moet worden vastgesteld dat (i) de doorbelastingen door de IP-vennootschap zakelijk zijn, en (ii) wat de op basis daarvan verwachte inkomsten en kosten zijn. Voor het eerste deel van het onderzoek maakten wij gebruik van een gespecialiseerd bureau dat toegang heeft tot databases waarin marktgegevens van vergelijkbare diensten waren opgenomen.
De vennootschap was voor haar inkomsten afhankelijk van de afdrachten van de groepsmaatschappijen die van het IP gebruik maakten. Deze afdrachten waren gebaseerd op de omzet en het onder (i) vastgestelde afdrachtpercentage. Ons onderzoek richtte zich op de meerjarenprognoses van deze groepsmaatschappijen. Wij hebben de omzetverwachtingen die daarin opgenomen waren kritisch beoordeeld, mede op basis van brancherapporten en concurrentieanalyse. Op deze wijze verkregen wij een deugdelijke grondslag voor onze waardering.
Geschreven door Peter Hoiting
Indien u meer informatie wilt over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met Peter Hoiting. Hij is bereikbaar via
e-mail en +31 (0)20 3338630.
Peter Hoiting (1953) is Register Accountant en Register Valuator en was sinds 2005 tot en met oktober 2021 partner bij Sman Business Value. Na zijn uittreden uit de maatschap blijft hij werkzaam als adviseur ten behoeve van Sman Business Value.
Meer over Peter Hoiting >