Vliegende start of toch een soort doorstart?
In een geschil tussen aandeelhouders in een bevrachtingskantoor besluit de meerderheidsaandeelhouder, tevens directeur grootaandeelhouder (DGA), de winstgevende activiteiten te staken en de vennootschap te liquideren. De minderheidsaandeelhouder krijgt zijn deel in de liquidatieopbrengst. De (ex) DGA treedt in dienst bij een branchegenoot. De minderheidsaandeelhouder vermoedt een opzetje, en start een rechtszaak. In eerste aanleg verliest hij, maar in de hoger beroepsfase worden wij door het Hof Den Haag ingeschakeld voor een nader onderzoek.
Ogenschijnlijk verricht de ex-DGA in dienstverband bij de branchegenoot dezelfde werkzaamheden als voor de geliquideerde vennootschap, maar dat is toegestaan. De hamvraag is of de beloning die hij ontvangt zakelijk is, gezien de verrichte werkzaamheden (vergelijkbaar met andere functionarissen in vergelijkbare dienstbetrekkingen). Of is deze beloning hoger, en mogelijk zelfs zo hoog dat het als een verkapte goodwillbetaling zou kunnen worden gezien? In dat geval zou de minderheidsaandeelhouder benadeeld zijn. Als dat zou worden aangetoond, dan acht de rechter dat sprake is van een ‘soort doorstart’. Aan ons als gerechtelijk deskundige de opdracht om dan de waarde van de doorgestarte activiteiten te bepalen. De minderheidsaandeelhouder krijgt daarvan dan zijn rechtmatig deel.
Geheimhouding
Het onderzoek wordt bemoeilijkt doordat de ex-DGA geheimhouding eist, en krijgt, ten aanzien van zijn verdiensten bij de branchegenoot. Wij krijgen als deskundige inzage in IB-gegevens, maar mogen deze niet verder openbaren. Uit de inzage blijkt dat salaris en bonussen substantieel hoger zijn dan verwacht mag worden. Wij stellen verder vast (op basis van een daartoe opgesteld beoordelingsmodel) dat de werkzaamheden ook inhoudelijk gecontinueerd zijn, zodat inderdaad sprake is van een ‘soort doorstart’.
De bepaling van de waarde van de doorgestarte activiteiten is complex. Wij kunnen deze niet baseren op het bovenmatige deel van de verdiensten, want dat zou strijdig zijn met de geheimhoudingsclausule. Waardering van de activiteiten voorafgaand aan de liquidatie, dus als going concern (zoals de minderheidsaandeelhouder bepleitte) kon ook niet. Immers, de rechter oordeelde al wel dat de liquidatie op zich niet onrechtmatig was; en bij een liquidatie gaat nu eenmaal waarde verloren.
Aanknopingspunten in de PPA-praktijk
Wij hebben de waarde vastgesteld op basis van de immateriële activa die de ex-DGA mee heeft genomen naar zijn nieuwe werkgever. Van groot belang waren de gegevens van opdrachtgevers en de historisch voor hen verleende diensten (voor de waardering van een klantenlijst zijn bijvoorbeeld aanknopingspunten te vinden in de ‘PPA-praktijk’ (purchase price allocation). Deze gegevens stelden hem in staat een omzet te genereren vergelijkbaar met de situatie vóór liquidatie voor zijn nieuwe werkgever. Deze vliegende start werd vervolgens vorstelijk beloond.
De zaak kende naast waarderingstechnische uitdagingen, ook interessante juridische aspecten. Zo werd ons beoordelingsmodel dat leidde tot het oordeel ‘soort doorstart’ (natuurlijk) aangevochten. Ook werd betoogd dat de bovenmatige beloning voort zou komen uit persoonlijke goodwill, en dat de minderheidsaandeelhouder daar geen deel van kon eisen.
Het hof volgde ons deskundigenbericht in zijn uitspraak d.d. 30 november 2021 (zaaknummer 105.003.598/01, nog niet gepubliceerd).
Geschreven door Peter Hoiting
Indien u meer informatie wilt over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met Peter Hoiting. Hij is bereikbaar via
e-mail en +31 (0)20 3338630.
Peter Hoiting (1953) is Register Accountant en Register Valuator en was sinds 2005 tot en met oktober 2021 partner bij Sman Business Value. Na zijn uittreden uit de maatschap blijft hij werkzaam als adviseur ten behoeve van Sman Business Value.
Meer over Peter Hoiting >